Stefan Sottiaux
De Vlaamse Regering besliste om uit het gelijkekansencentrum Unia te stappen en in 2023 een eigen Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) op te richten. Maar waarvoor dient zo’n instituut? En wat is het verschil met Unia? Journalist Marc Van de Looverbosch vraagt het aan de voorzitter en ondervoorzitter van het VMRI, Stefan Sottiaux en Nathalie Van Leuven.

In het Vlaamse regeerakkoord kwamen de meerderheidspartners overeen om de lopende samenwerking met het interfederale gelijkekansencentrum Unia stop te zetten. Unia is sinds 15 maart vervangen door het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI), een eigen Vlaams gelijkekansencentrum ter bescherming van alle mensenrechten binnen de Vlaamse bevoegdheden. Stefan Sottiaux, hoogleraar aan KU Leuven, werd benoemd als voorzitter van de raad van bestuur van het VMRI. “Het Mensenrechteninstituut zal twee zaken aan elkaar verbinden. Enerzijds is het een gelijkheidsorgaan, zoals het gelijkekansencentrum Unia op federaal niveau, en anderzijds zullen ook alle andere mensenrechten worden gehandhaafd. Zo kan je als individu meldingen doen over mensenrechtenschendingen, maar we gaan ook proactief te werk. Zo gaan we studies uitvoeren, adviezen geven en we gaan proberen de mensenrechtengeletterdheid van de Vlaming te verhogen.”

Critici vrezen dat het slachtoffer zijn/haar weg niet meer zal vinden in het juridische kluwen. Wat dan weer ontmoedigend zou werken, in plaats van de meldingsbereidheid te verhogen. “In een federale staat is alles een beetje complex, maar we doen er alles aan om het zo makkelijk mogelijk te maken voor het slachtoffer”, zegt Sottiaux in Studio Vlaams Parlement. “De interfederale benadering, zoals Unia, is eerder de uitzondering dan de regel. Gelijkheidsorganen zijn initieel ontstaan op deelstatelijk niveau. Een regio met zoveel autonomie en bevoegdheden, zoals Vlaanderen, kan het handhaven van de mensenrechten niet blijven outsourcen aan andere overheden.”

Geschillenkamer

Met de komst van het VMRI wordt het pad van de gerechtelijke handhaving bijna volledig verlaten. In de plaats wordt er geopteerd voor buitengerechtelijke oplossingen: neutrale bemiddeling en niet-bindende oordelen door een geschillenkamer. “Eerst gaan we bekijken of we niet via bemiddeling tot een oplossing kunnen komen. Moest dat niet lukken, dan gaat die klacht naar de geschillenkamer die dan op een onafhankelijke wijze zal oordelen. De geschillenkamer is een quasi jurisdictioneel orgaan, het enige verschil is dat de uitspraken niet-bindend zijn. Het is misschien niet-bindend, maar wel gezaghebbend. Je kan het vergelijken met de Raad van State”, kaart Sottiaux aan.

Middenveld bezorgd

Maar niet iedereen is het eens met deze keuze. De SERV,  het overlegorgaan van werkgevers- en werknemersorganisaties, vroeg zelfs om de uitstap uit Unia te heroverwegen. Nathalie Van Leuven, directeur van Avansa Mid- en Zuidwest, verdedigt de keuze van een eigen Vlaams Mensenrechteninstituut. “Ik begrijp wel de terughoudendheid. Het leek wel of er iets werd afgenomen maar men moet het zien als een extra kans voor slachtoffers om echt geholpen te worden. Ik begrijp dat er kritiek is op de uitstap, maar dat het VMRI nu wordt afgeschilderd als een conservatieve instelling vind ik volledig onterecht.”